Stoer

DCIM100GOPRO
DCIM100GOPRO

We gaan met de eerste lichting van de dag naar boven. Gondeltje, stoeltjeslift, skihellingen. Geen vuiltje aan de lucht, ik voel me opmerkelijk rustig.
‘Als jij het regelt, doe ik mee’ heb ik gezegd. Een half uur later appte ze dat het geregeld was.
Mijn stoere dochter met hoogtevrees krijgt het nu toch benauwd. Ze is misselijk van angst. Ik stop met plagen en bespreek met haar hoe kort de periode voor het te-pletter-vallen zal zijn en hoe weinig tijd we zullen hebben om pijn te hebben.
En, dat ze aan iemand vast zal zitten, die ook graag weer heel beneden komt.

Boven zijn de voorbereidingen in volle gang en ook onze piloten komen aan. Geen tijd meer om na te denken. We lopen naar de bergweide, waar al verschillende parachutes zorgvuldig worden uitgespreid. Ook mijn piloot ontvouwt een parachute. Ik trek mijn harnas aan, hij klikt de verbindingen vast.

‘Ich zähle bis drei, denn solltest du laufen, laufen, laufen …‘

Onder ons zet mijn dochter haar eerste stappen. Haar angst lijkt overwonnen.

‘Ein .., zwei .., drei …. ‘.

Ik probeer te gaan lopen, de parachute vangt wind, lijkt me terug te willen trekken. Dan gaat het snel, we lopen schuin de bergweide af. Nog één keer voel ik hoe mijn voeten de grond raken, dan niets meer. We zweven!
Ik voel hoe mijn gezichtspieren een glimlach vormen, ik voel mijn ogen schitteren.
I did it!
Mijn piloot organiseert de gordels, zodat ik comfortabel achterover kan leunen. Opgewonden kijk ik om me heen. Een familie gemzen begraast de steile helling. Dit is fantastisch. Zonder aardse ballast zweef ik weg, de zon in mijn gezicht.

Voor ons de bergen van Slovenië, onder ons de Ossiachersee met haar zeilbootjes en surfers. Ik zuig de beelden naar binnen.
Braaf kijk ik in de lens van de camera die tevoorschijn komt, maar eigenlijk heb ik er geen tijd voor.

‘Schau mal rechts, deine Tochter’. Over mijn schouder kijkend zie ik haar lachende gezicht. Ze zwaait.
Niet neergestort dus.

‘Geht’s gut? Auch mit dem Magen?’
‘Nimmst du mal die Kamera’
Ik pak de selfiestick over. We zwaaien naar links, dan naar rechts. De inhoud van mijn maag zwaait mee. We draaien een rondje, de inhoud van mijn maag draait mee.
‘Geht es noch immer gut mit dem Magen?’,
‘Nah … ‘,

Rustig zweven we verder richting de landingsplaats. Vlak voor de landing neem ik de besproken positie in. Mijn voeten raken de grond. Eén stap en nog één, … dan lig ik op de grond, piloot over me heen..

Gevallen stoere vrouw.

DSAEK

Maandag ben ik eindelijk aan mijn linkeroog geopereerd. Nu, vier dagen later, zit ik in de tuin en doe mijn rechteroog dicht …
De afgelopen dagen lag ik op mijn rug naar het plafond te staren, zodat een luchtbel het ingebrachte donorvliesje op zijn plaats zou houden. De luchtbel zorgde voor een nog dichtere mist dan ik al kende. Maar gisteren begon hij te floepen. Als ik overeind kwam floepte hij weg, ging ik liggen floepte hij terug. Toch bleef het mistig en de twijfel sloeg toe.
Nu zit ik buiten en doe mijn rechteroog dicht …
Het gras blijft vrolijk groen, de lavendel intens paars en de lucht heerlijk blauw! Zelfs de merel fluit helderder dan gisteren.
Niet meer dan 5% van mijn eigen hoornvlies is vervangen door dat van een donor. Ik zie nog helemaal niet scherp, maar dankzij deze minimale ingreep is mijn wereld weer kleurrijk en vrolijk.
Ik ben blij en zou willen, dat mijn donor dat weet.

Deze winter ga je dood

Wie ben jij? Weet je dat je niet lang meer zult leven?

Ben je dat kleine meisje met de mooie blauwe broek en het felgekleurde ski-jack? Warme laarsjes heb je aan je voeten, fijne wanten heb je ook. Je bent zo lekker aan het schommelen. Iedere keer dat je naar voren zwaait, wapperen je lange blonde haren achter je aan. Blij dat je van mamma naar buiten mocht, ook al is het zo koud. Binnen verveelde je je maar. Je hebt een blos op je wangen van het harde schommelen. De lucht is blauw en boven in de boom zie je een vogeltje zitten. Je gaat hoger en hoger. Je wilt zo dicht mogelijk bij het vogeltje komen. Je wordt een beetje boos als dat niet lukt. ‘Eerst denken dan doen’, mamma zegt het zo vaak. Toch laat je de touwen los, achter je zwaait de schommel weer naar beneden.

Of ben je die man daar met zijn groene Kawasaki op de bochtige dijk? Toen je vanmorgen uit het raam keek, smeekte de stralende zon je om naar buiten te komen. Je bent niet aan het werk gegaan, even wat afstand nemen kon geen kwaad. Over de snelweg hierheen heb je hard gereden, je gedachten nog bij je een lastig project. Ondanks je warme motorkleding en je thermo-ondergoed was het koud. Nu op de dijk rijd je rustiger. Het zware gevoel in je hoofd verdwijnt, net als de kou. Soepel neem je de bochten, schakelt terug en weer op. De rivier dampt, de zon staat laag. De felrode pijlen op de betonblokken die de wegversmalling aangeven, zie je te laat.

Liever heb ik, dat je die dame van achtentachtig bent, wiens ogen al zoveel zagen. Je ligt in bed in je eigen fijne slaapkamer. Het is er lekker warm, de gordijnen zijn dicht. Ontspannen laat je je terugzakken in de kussens. Je dochters en zoon zitten bij je, ze zien niet hoe moe je bent. Voldaan voel je je. Zoveel gedaan, zoveel gezien in je leven. Je kinderen groeiden op tot het fijne drietal dat nu zo liefdevol naar je kijkt. Soms zou je willen dat je in deze tijd jong had mogen zijn, ben je jaloers op de mogelijkheden voor je kleinkinderen. Maar aan de andere kant; ‘Volgende keer kom ik sneller hoor oma’, het klinkt gemeend, jouw rustige gezelschap doet ze goed, maar ze hebben geen tijd voor dat trage tevreden zijn.

Je droomt weg naar de reizen met je man, Brazilië, Kenia, IJsland. Oh, wat mis je het gevoel van samen onderweg zijn. Het ouder worden was niet zo erg zolang jullie samen waren, dingen werden moeilijker, maar jullie vulden elkaar goed aan. Sinds je man er niet meer is, heb je steeds meer hulp moeten accepteren. De rolstoel is je teveel, het is genoeg geweest.

Ik weet niet wie je bent, wel dat je deze winter dood gaat. Ik weet niet of je al als donor geregistreerd staat. Ik weet niet of je alleen weefsels doneert of ook je organen. Ik weet wel dat binnen vierentwintig uur na jouw overlijden een team van deskundigen in een steriele operatiekamer, in een kille obductiekamer of een koud mortuarium, een half uur bezig zal zijn met het verwijderen van je oogbollen en het plaatsen van prothesen. Je oogleden zullen weer gesloten worden. Je wordt zonder vertraging begraven of gecremeerd. Niemand hoeft het te weten.

Minstens één van jouw hoornvliezen komt binnen vier weken na jouw overlijden in het Oogziekenhuis in Rotterdam terecht. Nadat het nog een keer zorgvuldig is nagekeken, wordt het zo geprepareerd dat er een heel dun vliesje overblijft. Dat vliesje van jou zal de komende tien à vijftien jaar mijn leven weer kleur geven. Bedankt, ik zal er zuinig op zijn

.

 

In de slip

Om zes uur de wekker. Barbaars vroeg, maar om acht uur moeten we ons melden voor een slipcursus. Gelukkig zijn we niet de eersten, ik krijg toch al van die verwijtende blikken van mijn gezinsleden. Tijd voor koffie en rustig wakker worden.

Eerst wat theorie. Altijd goed om een man van de praktijk aan het woord te horen. Zo’n oud marechaussee, zo iemand die de afdruk van een horloge in iemands voorhoofd heeft zien staan en benen uit rugleuningen heeft zien steken. Hij houdt ons bij de les. Net als de oefening die laat zien aan hoeveel afleiding je onderhevig bent, zelfs als je niet met je navigatie of telefoon bezig bent.

Onder de indruk verplaatsen we ons naar buiten. Dochter loopt gelijk op de Mini af. Zoon, man en ik vouwen ons daar dus ook maar in. Om de beurt sturen we zorgvuldig het pionnenparcours door. Dat sturen lukt wel. Maar je stuur doorgeven, niet overpakken, niet aan de binnenkant pakken. Pff, dat is voor de oudjes lastig hoor.

Volgende oefening is een natte gladde splitsing. Nu in een BMW. Mijn beurt. Veel gas geven:10, 20, 30, 40 km per uur … Iets te vroeg laat ik mijn gas los en rem. De denkbeeldige pal voor mij gevallen motorrijder overleeft het met gemak. Nog een keer; 20, 30, 40, 43 …. Remmen! Mijn bloed raast door mijn vaten. De ABS stuitert door mijn knieën, toch ligt de motorrijder nu klem onder mijn auto.

Op naar de gladde bochten. De stemming zit er ondertussen goed in. Dochter heeft weer een Mini geconfisqueerd. Overstuur, onderstuur, hoe zat het ook al weer? Auto starten, oeps motor draaide al. Versnelling zoeken, barst weer in z’n achteruit. Wil ik gaan rijden, word ik net ingehaald. Op die ouwe taart valt niet te wachten, zullen ze wel denken. Ik ga te hard de bocht door. Geen sturen meer aan. Bonk tegen de rand. Ik heb de auto niet onder controle, maar oh wat is dit leuk! En die pionnen, dat blijven pionnen, hoe goed ik ook mijn best doe er bomen van te maken.

Tot slot wordt de ESP uitgeschakeld, dus de auto helpt niet meer bij het corrigeren. In onze Mini mag de bijrijder met de handrem spelen. Leuk! Ja, dit voelt bekender. Niet meer nadenken gewoon op intuïtie de auto op de weg houden. Intuïtie, combinatie van kennis en ervaring houd ik leerlingen altijd voor. Wat doe ik hier dan eigenlijk? Behalve me lekker uitleven! Oh ja, als verantwoorde ouder hoop ik dat mijn kinderen na deze cursus nog beter op gevaarlijke situaties zijn voorbereid.

Kapper
Als ik in de spiegel kijk weet ik het zeker, ik moet naar de kapper. Het is niet mijn favoriete bezigheid, zelfs het maken van de afspraak vind ik al lastig. Eigenlijk is er maar één kapster die ik aan mijn haar wil laten komen, maar ik vind het moeilijk om dat duidelijk tegen haar collega te zeggen. Ook nu doe ik dat niet.
Mijn haar wordt gewassen door een onervaren stagiair. Natuurlijk zeg ik dat ik goed zit en verbijt de pijntjes die horen bij een te laag afgestelde wasbak. Ik verheug me op een ontspannende hoofdmassage, maar ook dat heeft hij nog niet helemaal in de vingers. In plaats van rustig ronddraaiende vingertoppen, die hier en daar wat extra druk geven, voel ik zijn puntige vingers in mijn hoofd prikken. Hij spoelt mijn haar met koud water uit, waarna hij de handdoek zo strak om mijn hoofd bindt, dat het lijkt alsof er een slagaderlijke bloeding gestopt moet worden.
Ik mag oversteken naar de kappersstoel. Als ik zit, verschijnt de baas achter me. Niet mijn favoriet, maar hij durft in ieder geval een mes te hanteren. Ik wil dat mijn haar gesneden wordt omdat het dan langer goed valt, maar lang niet iedereen met een kappersdiploma durft dat. Ik geef graag toe als er gezegd wordt, dat het niet gesneden kan worden. Wie geen mes durft te hanteren, moet dat zeker niet op mijn hoofd uit gaan proberen. De baas durft wel, hij pakt zelfs een nieuw mesje. Gelukkig, alleen bij de gedachte aan een bot mes, springen de tranen al in mijn ogen.
“Een stukje eraf en heel veel ertussenuit”, zeg ik, terwijl ik mijn bril weg leg. Vaag zie ik in de spiegel dat het stuk eraf een stukkie groter is dan ik had gewild. Wat eraf is, is eraf, dus ik zeg er maar niets van. Als hij klaar is kan ik het resultaat via de opgehouden spiegel beoordelen. Echt kritisch kijken doe ik nooit, ja hoor prima zo. Mijn haar wordt dit keer niet droog geblazen, hij heeft zeker haast om te gaan eten. Vervelend, nu zal ik de hele dag losse haren tegenkomen. Ik zeg niets en haast me naar de kassa.
Opgelucht zit ik even later weer op mijn fiets. De komende zes weken mag ik weer gewoon mijn assertieve zelf zijn!